Nu er weer een volgende prik campagne voor ouderen en ‘kwetsbaren’ voor de deur staat, wil ik dit verhaal dat ik vorig jaar schreef opnieuw vertellen. Het is gebaseerd op een ware gebeurtenis.
EEN HART VOL VAN LIEFDE…
Een brief viel op de mat van kamer 916 in verzorgingshuis “de platte molen”. John, een oude, doch kwieke man van 88 staat op uit zijn stoel, loopt naar de deur en raapt de witte envelop op. Zijn tred niet meer zo soepel als voorheen, de ouderdom had haar sporen ook op zijn sterke lichaam nagelaten. Doch zijn geest nog zo sterk als staal, ook gelukkig zo open als een parachute. Daardoor werkte het ook nog steeds zo goed…
Het lampje boven de eettafel brandde terwijl John de brief openmaakte. Het was van de directie. Hij begon te lezen. Steeds meer mensen schenen “C” te hebben, het woord dat hij inmiddels niet meer kan horen. Er werd dringend geadviseerd om weer een prik te nemen, want je wilde niet zelf ziek worden noch anderen ziek maken, zo luidde de onderbouwing. Elkaar vriendelijk met een lach begroeten werd gestimuleerd, maar vooral geen handen meer schudden of elkaar met een innige omhelzing verwarmen. En afstand houden, zeker ook in de lift waar zeker niet meer dan twee personen tegelijk in mochten. En natuurlijk regelmatig handen wassen, ook dat mocht niet worden vergeten.
John werd er gewoon misselijk van. Het oude riedeltje was weer in volle omvang teruggekeerd. “Heeft men dan helemaal niets geleerd van wat er de afgelopen twee jaar is gebeurd”, foeterde ie in zichzelf. “Zijn ze dan niet op de hoogte van de vele studies in allerlei landen waaruit toch zo duidelijk blijkt dat geprikten zelfs een grotere kans hebben om geïnfecteerd te raken dan ongeprikten. En dat ook de kans om anderen te besmetten helemaal niet wordt verkleind door hoeveel prikken dan ook. En dat die nieuwste prikken alleen op acht muizen zijn getest en nu dus weer over de hele wereld worden losgelaten, waarbij zelfs kleine kinderen, die nul procent kans hebben om te overlijden, aan deze prikken worden blootgesteld. Hoe is het toch mogelijk!?”
John stond op, een mengeling van verbazing en ergernis bouwde zich op in zijn maag. Hij voelde zich letterlijk ziek ervan. Hij pakte een kopje, vulde het met water, deed een filtertje erin en drukte op de rode knop. Zijn maag draaide zich om en in zijn hoofd waaide een hevige storm. “Wat kan ik doen?”, vroeg ie zich hardop af. “Er moet toch iets zijn wat ik kan doen. Dit moet stoppen!” Allerlei gedachten fladderden door zijn geest terwijl een vuur in zijn hart meer en meer aanwakkerde. De koffie was inmiddels klaar en een minuutje later zat John in zijn vertrouwde stoel met een koekje in zijn hand. Hij keek naar buiten, het sombere mistige weer maakte hem niet echt vrolijker. Het regende lichtjes, ook in zijn hart. Toen, zo maar uit het niets, schoot een lichtflits door zijn geest. Vastberaden pakte hij een pen en woorden vlogen als een speer over het witte vel papier.
“Geachte heer/mevrouw,
Tot mijn grote verbazing en ook ergernis heb ik uw brief van 14 oktober jl. mogen ontvangen waarin u niet voor het eerst ons bewoners op het hart drukt om toch vooral weer een nieuwe prik te halen, alsmede ook elke vorm van lichamelijk contact te mijden. Dit om zogenaamd elkaar veilig te houden, want ‘we doen het immers allemaal samen en vooral ook voor elkaar’. Kennelijk bent u niet op de hoogte van de vele wetenschappelijke publicaties die er de laatste tijd als paddestoelen uit de grond schieten, waaruit onomstotelijk blijkt dat ongeacht hoeveel prikken er in ons lijf worden gespoten, dit op geen enkele wijze de kans op overdracht naar de ander doet verminderen. Het blijkt zelfs dat naarmate de tijd vordert we meer kans hebben om geïnfecteerd te worden met de prik dan zonder een prik. Natuurlijke immuniteit blijkt vele malen effectiever te zijn dan welk prikje dan ook. En dan praat ik nog niet over de mogelijke bijwerkingen, waarvan ook (helaas) steeds meer schrijnende gevallen aan het licht komen.
“Het wordt steeds meer helder dat onze beleidsmakers het niet bij het rechte eind hadden (en nog steeds hebben) en gelukkig komen nu ook meer en meer wetenschappers daar ronduit voor uit. Omdat ze niet langer meer kunnen leven met het stilzwijgen van de waarheid, wat aan hun geweten vreet. En op dat geweten doe ik nu een beroep bij u. Ik weet dat u in opdracht handelt van uw superieuren en slechts goede intenties heeft bij het uitvoeren van uw taken. Maar ook u heeft uw eigen verantwoordelijkheid. U zit immers in een positie waarbij u de levens van velen raakt. De angst onder de bewoners is voelbaar op aan het lopen en dat dit alleen maar de kans op ziekte doet toenemen hoef ik u niet te vertellen. Ook daar heeft u dus uw eigen verantwoordelijkheid. Dit soort brieven dat onder uw naam uitgaan zijn dus niet alleen feitelijk onjuist (waarvan ik u een aantal voorbeelden zojuist heb aangegeven), maar zorgen ook voor nog meer angst en bezorgdheid onder velen. Het menselijk contact en behoefte aan warmte en verbondenheid waar iedereen zo naar verlangt, zeker op onze oude dag, drukt u volledig de kop in met dit soort angst-hysterie. Sorry voor dit laatste woord, maar ik kan het niet anders beschrijven.
“U kunt zich niet blijven verschuilen achter het rookgordijn dat u slechts de lijn volgt van uw superieuren en van het overheids narratief, dat steeds meer scheuren vertoont en aantoonbaar onwaarheden bevat. U bent mede verantwoordelijk voor het welzijn van ons bewoners. U bent een mens, met een hart en ziel.
Ik doe dan ook een beroep op uw menselijkheid, op uw integriteit en op uw verantwoordelijkheidsgevoel. Ik kan niet in mijn eentje het beleid veranderen van dit tehuis, dat kan alleen u. Wat ik wel kan is u aanspreken, als mens die alleen maar het goede wil doen, voor zichzelf en voor anderen. En daarna is het aan u, wat u gaat doen. Ook u kunt met uw superieuren praten, om zo ook hen op hun verantwoordelijkheid en mede-menselijkheid te wijzen. En zo kunnen wij samen, van onder af, uiteindelijk het beleid veranderen en weer menselijk maken.
“We hebben geen behoefte aan meer angst. We hebben geen behoefte aan meer afstand. En we hebben geen behoefte aan meer prikken. We hebben meer liefde nodig, zodat we ons minder eenzaam voelen. We hebben een omarming nodig, zodat we de warmte in ons eigen hart weer voelen. En we hebben meer tips nodig om ons gezond te houden, meer activiteiten om samen plezier te maken. Niet nog meer prikken, maar meer gezelligheid en leuke uitjes.
“Ik hoop dat mijn woorden uw hoofd bereiken, maar vooral uw hart zullen raken. Want alleen dan zijn we in staat om het tij te doen keren. En een wereld te bouwen waarin onze kinderen weer in vrijheid en harmonie kunnen leven. Dat is de erfenis die ik wil nalaten wanneer ik mijn laatste adem uitblaas. Dat is mijn diepste wens.
Hoogachtend,
John
Tranen rolden inmiddels over zijn wangen. John legde de pen weg. Zijn ogen sloten de wereld buiten. Het beeld van zijn geliefde vrouw verscheen. Zij was er niet meer, althans niet meer in aardse vorm. Maar in zijn hart was ze er elke dag, ja, elke seconde. Een glimlach verscheen op zijn gezicht. Buiten was de regen opgehouden en een flauw zonnetje brak door de opklarende mist. John stond op en liep naar de kast waar de enveloppen lagen. Een tevreden gevoel vervulde hem. Dit was wat hij kon doen! En hij zou anderen ook blijven aansporen om te doen wat zij konden doen. Want alleen zo zou een verandering mogelijk zijn. Niet door bij de pakken neer te zitten en maar te blijven zwijgen en hopen dat het allemaal weer zou overwaaien. Maar door te blijven spreken vanuit het hart. Een hart vol van liefde…